‘Eindelijk worden we serieus genomen’
Ze zijn dronken en luidruchtig, spreken de taal niet en klitten samen in hun eigen leefgemeenschappen. De voorbeelden en ook de vooroordelen over Poolse werknemers zijn er genoeg. Van de 15.000 Polen die momenteel in Rotterdam verblijven, is ruim een kwart van plan zich definitief te vestigen.
De vraag is, moeten we daar wat aan doen? En kunnen we daar wat aan doen? Want sinds Polen onderdeel uitmaakt van de Europese Unie zijn Poolse werknemers gewoon EU-burgers. Van een inburgeringplicht kan dus geen sprake zijn. Maar hoe dan wel?
Toch is een meerderheid van de Tweede Kamer hier voorstander van. In de jaren zeventig hebben we dit nagelaten omdat we ervan uit gingen dat de gastarbeiders uit Marokko en Turkije weer zouden terugkeren; die fout mogen we niet nog een keer maken, zo redeneren ze. ‘Inburgering is in dit geval natuurlijk wel iets lastigs’, merkt wethouder Wonen en Ruimtelijke Ordening Hamit Karakus op. ‘We kunnen EU-burgers daar niet toe verplichten.’
Toch raadt hij alle Polen die hier komen wonen ten zeerste aan in elk geval de taal te leren en zich te verdiepen in de Nederlandse samenleving. Een advies waar de Pool-Nederlandse Magdalena Duijnhouwer-Kalocinska, die in 2003 naar Nederland verhuisde voor haar relatie, het volledig mee eens is. Om ook verbonden te blijven met haar eigen cultuur, sloot Magdalena, van huis uit pedagoog, zich aan bij het Nederlands Pools Centrum voor Cultuur en Educatie in Rotterdam West, waar ze activiteiten organiseert voor de Poolse kinderen. Haar Nederlandse man Frans krijgt er Poolse les. ‘Zo werkt de integratie naar twee kanten’, merkt Magdalena op. Over haar eigen inburgeringscursus die in die tijd nog wel verplicht was, is ze niet erg positief.
‘Zo leerde ik bijvoorbeeld wat een markt is, hoe een strippenkaart werkt en hoe je een pinautomaat moet bedienen. Alsof we dat in Polen allemaal niet hebben. Typerend voor de manier waarop in Nederland, nog steeds overigens, tegen Polen wordt aangekeken’, vindt Magdalena. Veel liever had ze les gehad over de Nederlandse gewoontes en manieren: ‘Nederlanders zijn heel open en assertief. Toch duurt het opbouwen van
een echte vriendschap soms jaren. Als nieuwkomer kun je daar zeer ongelukkig van worden.’
Ook een stukje ‘praktische zaken’ zoals verzekeringen, huisvestingsregels, de rechten van werknemers en de functie van de vakbond zou volgens de Poolse zeer welkom zijn. ‘Polen die naar Nederland komen, hebben geen idee waar ze voor dit soort informatie
terechtkunnen. Ze gaan op zoek via het internet of vragen Poolse kennissen om advies, maar één duidelijke plek waar de juiste informatie te vinden is, bestaat in Rotterdam niet.’ Om die reden heeft Magdalena samen met een aantal andere betrokkenen bij het Pools Nederlands Centrum de gemeente voorgesteld één loket te openen waar nieuwkomers met al hun vragen terechtkomen.
Eén Pools loket
Ook Karakus is voorstander van een centrale plek waar Poolse werknemers al hun informatie vandaan kunnen halen. ‘Dat zou enorm kunnen helpen in de integratie en zelfredzaamheid van deze mensen’, merkt hij op. ‘Toch ben ik niet zo’n voorstander van één loket. Het liefst sluit ik zo veel mogelijk aan bij bestaande voorzieningen in de wijk, door daar bijvoorbeeld een Poolse medewerker aan te stellen of een Pools spreekuur in te richten.’ Frans en Magdalena zijn al lang blij dat de gemeente met hen in gesprek wilde gaan over de problemen en dat ze nu eindelijk serieus worden genomen. ‘Op de Polentop zelf was namelijk niemand van het Pools Nederlands Centrum uitgenodigd’, vertelt Magdalena geërgerd.
‘De gemeente denkt alle oplossingen voor de problemen al te kennen. Ze praten maar over hét ‘Polenprobleem’ terwijl ze de Polen zelf er nauwelijks bij betrekken.’ Volgens wethouder Karakus is dat toch een bewuste keuze geweest: ‘Ik weet dat een aantal partijen en organisaties zich gepasseerd voelden omdat ze niet waren uitgenodigd. Maar de top was echt bedoeld om met bestuurders samen tot een analyse van het probleem te komen en dat is nu gelukt. In de uitvoering van de plannen willen we zeker veel gebruik gaan maken van alle expertise van de Poolse mensen en Poolse organisaties zelf. Graag zelfs.’
De Polentop heeft er volgens Karakus voor gezorgd dat het probleem echt serieus op de agenda is gekomen en dat alle neuzen dezelfde kant op staan. ‘Met een aantal Rotterdamse diensten en instellingen zoals JOS, de GGD, DS+V en Sociale Zaken hebben we een team gevormd dat zich bezighoudt met het formuleren van een lange termijnvisie, op het gebied van werk, huisvesting, onderwijs, gezondheid en integratie. Dit team adviseert ook de ministeries over de te varen landelijke koers.’ In april zal de gemeente Rotterdam deze visie presenteren.
Nederland interessant land om te wonen en werken
De eerste generatie Polen kwam telkens voor kortere perioden van maximaal drie jaar naar Nederland om te werken in de traditionele seizoensarbeid. De jongere generatie Polen vestigt zich steeds vaker definitief. ‘Ze vinden Nederland een interessant land om te wonen en werken’, aldus Ton van der Biezen van LTO-seizoensarbeid. ‘Niet alleen vanwege het loon, maar ook vanwege het leefklimaat en het goede onderwijs voor hun kinderen. Hoe langer ze in Nederland blijven, hoe meer ze integreren en hoe moeilijker het uiteraard wordt om terug te gaan. Helemaal als ze hier een nieuw leven en een gezinnetje hebben opgebouwd.’ Desondanks verwacht antropologe Cathelijne Pool, die een proefschrift schrijft over Poolse migratie in Europa, dat een groot aantal Polen toch zal terugkeren. ‘Ze zijn erg nationalistisch’, merkt ze op. ‘Hoe sneller Polen economisch opkrabbelt, des te meer landgenoten zullen teruggaan.’
Rotterdam rekent af met huisjesmelkers
Sinds mei 2007 is Polen volwaardig lid van de Europese Unie. Een tewerkstellingsvergunning is niet meer nodig en Poolse arbeidskrachten kunnen werken en wonen waar ze willen. Een groot deel van hen is echter nog steeds overgeleverd aan malafide koppelbazen, uitbuiting en erbarmelijke huisvesting. In Polen werd hen gouden bergen beloofd. Ze gingen vijftien euro per uur verdienen en het uitzendbureau zou zorgen voor nette huisvesting. Wat er niet bij werd verteld, was dat het grootste deel van hun uurloon op zou gaan aan huisvesting en dat ze niet met z’n drieën op een mooie etage zouden slapen maar met twintig man op een piepklein zolderkamertje met amateuristisch in elkaar geknutselde elektriciteitsvoorzieningen.
Ook in de Rotterdamse deelgemeenten Delfshaven, Charlois en Feyenoord
leidde grootschalig verhuur van krappe zolderkamertjes tot leefsituaties die het daglicht niet kunnen verdragen. ‘Dit leidt natuurlijk onvermijdelijk tot overlast’, merkt wethouder Karakus op. ‘Het is begrijpelijk hoe zoiets ontstaat, maar het is uiteraard geen goede zaak en de oorspronkelijke wijkbewoners zijn er de dupe van.’ Door het inzetten van interventieteams probeert de gemeente de huisjesmelkers stevig aan te pakken. Om de drie Rotterdamse deelgemeenten te ontlasten, wordt daarnaast gekeken naar andere locaties buiten het centrum van de stad, waar de Polen tijdelijk kunnen wonen. Eén geslaagd voorbeeld is er al. Op de Meeuwenplaat in Hoogvliet is een aantal slooppanden zeer succesvol ‘opgepimpt’ tot keurige wooneenheden die via Woonbron worden verhuurd. Andrzej, Irena en Gregorz; drie jonge Polen die bij de Adidas fabriek in Moerdijk sportschoenen in elkaar zetten, zijn erg te spreken over hun nieuwe woonsituatie. ‘Wij hebben genoeg ruimte en ook het vervoer naar het werk is goed geregeld’, vertelt Irena die samen met haar vriend Andrzej een appartement met een ander Pools stel deelt. Omdat ze in verschillende shifts werken, hebben beide stellen meestal het rijk alleen. ‘Het mes snijdt aan twee kanten’, aldus zelfstandig ondernemer Henny Bos, die de bedmiddeling voor Woonbron voor haar rekening nam. ‘Doordat de
panden weer bewoond, beheerd en ‘junkvrij’ zijn, is de sociale veiligheid in de wijk stukken verbeterd. De Polen hebben een mooie woonruimte die aan alle veiligheidseisen voldoet.’ Volgens sommigen zelfs een beetje te mooi. ‘Het is luxer dan de studentenkamer van mijn
zoon’, zo kreeg Bos tijdens een werkbezoek te horen. ‘Het is soms bijna alsof we het de Polen niet gunnen’, merkt ze op. ‘Terwijl we ze hartstikke hard nodig hebben voor onze economie.’ Hoewel Karakus erg te spreken is over het project op de Meeuwenplaat, is ook hij voorzichtig. ‘Het gaat om een tijdelijke voorziening die ervoor moet zorgen dat de
kwetsbare wijken worden ontzien. Om de grote toestroom aan Poolse werknemers op te kunnen vangen is het van belang dat ook de regiogemeenten zorgen voor voldoende huisvesting.’
Bron: Nieuw Rotterdams Tij nr 1 , maart 2008
gepubliceerd op Polonia.NL. 29.03.2008