Ijzeren-gordijn

 

Al meer dan twintig jaar houdt Anne Applebaum zich bezig met de geschiedenis van het communisme in Oost-Europa. Voor 'Goelag’, haar boek over het netwerk van concentratiekampen in de voormalige Sovjet-Unie, kreeg ze in 2004 de Pulitzer prijs.
 

 
 

 
 'Iron Curtain – The Crushing of Eastern Europe 1944-56′  (IJzeren gordijn – De inlijving van Oost-Europa 1944 -1956) is een studie van het stalinisme in Polen, Hongarije en de DDR.
In dit boek beschrijft  de Amerikaanse journaliste Anne Applebaum tot in detail hoe na de Tweede Wereldoorlog de communisten hun dictatuur oplegden aan een bevolking die hun vijandig gezind was.

Anne Applebaum- photo Anne Applebaum

 

Ekke Overbeek: In uw boek legt u een vergrootglas op een relatief korte periode. Waarom zoveel aandacht voor die stalinistische beginjaren?

„Veel mensen hebben geen idee wat er in Oost-Europa is gebeurd na de Tweede Wereldoorlog. Men denkt meestal dat de overname van deze landen door de Sovjet-Unie plotseling ging: eerst een paar milde jaren, 1946 en 1947, en dan in 1948 in één klap de overname. Zo ging het niet.”

Hoe ging het dan wel?

„De communisten deden het heel anders dan de nazi’s. Er was wel veel geweld, vooral in Polen, maar dat was gericht geweld, geen massaal geweld. Dus niet het arresteren van grote groepen mensen, die je vervolgens neerschiet. Dat hebben de Russen eerder wel gedaan, bijvoorbeeld in Katyn (waar in 1940 meer dan 20.000 Poolse officieren en intellectuelen werden vermoord, red.), maar niet ná de oorlog. In de periode waar dit boek over gaat proberen ze de bevolking op hun hand te krijgen. Daarbij concentreren de communisten zich van meet af op een paar dingen. Ten eerste de geheime politie, die ze al hadden gevormd voordat het Rode Leger een land binnentrok. Daarnaast de radio. Ze geloofden in de kracht van propaganda, dat je mensen kon overtuigen en veranderen. Dan: etnische zuiveringen, met name het verdrijven van de Duitsers. En tot slot hun focus op wat we nu civil society noemen: niet op politieke partijen maar op organisaties als jeugdgroepen, sportclubs; elke potentiële bron van alternatieve waarden of activiteiten. Direct na de oorlog was het gevaarlijker een katholieke jeugdleider te zijn in Oost-Duitsland, dan een oppositie-politicus.”

Waarom is het belangrijk om te weten hoe het stalinisme werd opgelegd in Oost-Europa?

„Zolang je de aard van de Sovjet-bezetting niet snapt, kun je de manier van denken in deze landen moeilijk vatten en is de geschiedenis van Europa lastig te begrijpen. Bovendien heeft de Sovjet-bezetting van Oost-Europa elders navolging gehad. We hebben op deze wereld nog steeds regimes die erop lijken. Noord-Korea is natuurlijk het duidelijkste voorbeeld, maar ook het Irak van Saddam Hoessein en sommige regimes in Noord-Afrika ontstonden op soortgelijke manier.”

Kwam u tijdens het onderzoek dingen tegen die voor u nieuw of opmerkelijk waren?

„De Sovjet-kampen in Oost-Duitsland. Ik was ze al tegengekomen tijdens het schrijven van mijn vorige boek over de Goelag, want de archieven van de Oost-Duitse kampen liggen in Moskou. Maar het was schokkend om tot in detail te onderzoeken hoe, één jaar na de oorlog, in Sachsenhausen opnieuw een concentratiekamp werd ingericht. In Hongarije had je ook kampen. In Polen minder, omdat de Sovjets de Polen niet vertrouwden. Veel Polen werden gewoon naar de Goelag gestuurd.

Daarnaast was ik verrast hoe ideologisch de communisten dachten. Werkelijk al hun denken is doordrenkt met ideologie. Daarbij zie je dat ze steeds tegen hetzelfde probleem aanlopen: dat wat volgens de ideologie zou moeten gebeuren, gebeurt niet. Steeds opnieuw zoeken ze naar verklaringen. Zo vond ik bijvoorbeeld een document van het Oost-Duitse politbureau over de kwestie van privé-winkels. Waarom doen die privé-winkels het zo goed? Ze doen het beter dan de staatswinkels. Dat is een groot probleem voor de leden van het politbureau. Sommigen zeggen: misschien zouden we ze meer ruimte moeten geven; ze functioneren goed, terwijl wij problemen hebben met de voedseldistributie. Maar dan zeggen anderen: nee, niks ervan, we moeten de privé-winkels vernietigen, want ze beconcurreren de staatswinkels. Uiteindelijk proberen ze alle privé-winkels de nek om te draaien, omdat Karl Marx of wie dan ook heeft gezegd dat er geen privé-winkels horen te zijn. Ze nemen hun beslissingen dus in ideologische categorieën. Voor ons kan zoiets belachelijk lijken, maar dat betekent niet dat het voor hen indertijd ook belachelijk leek.”

Op sommige plekken in het boek lijkt het erop dat de communisten inderdaad werden gedreven door ideologie. Maar soms krijg je als lezer het gevoel dat Stalin zelf de ideologie met een korreltje zout nam en dat de onderwerping van Oost-Europa gewoon Russisch imperialisme in een rood jasje was.

„Het één sluit het ander niet uit. Het hangt ervan af over wie je het hebt en op welk moment. Een deel van hun motivatie was zeker ideologisch. Ze geloofden in het uitbreken van internationale revoluties. Hun buitenlandse politiek was het stimuleren van communistische revoluties waar het maar kon. Een ander deel was machtsstreven; zo veel mogelijk landen overheersen met het idee dat op lange termijn heel Europa communistisch zou worden.”

En hoe past Stalin daarin met zijn politiek van 'communisme in een land’?

„Stalin was een tacticus. Bovendien moet je heel voorzichtig zijn met het beeld dat Trotsky van Stalin schetste. Veel mensen kennen Stalin alleen uit zijn beschrijvingen als een niet al te snuggere machtswellusteling. In werkelijkheid was Stalin een marxisme-expert. Hij las boeken, onderstreepte passages en las ze keer op keer. Dat hij tot op zekere hoogte geloofde in de internationale revolutie, staat vast. Maar waarschijnlijk zag hij die revolutie niet als iets dat gescheiden was van Sovjet-machtspolitiek. De beweging die wereldwijd autoritaire, dictatoriale regimes zou creëren, zou worden geleid door de communistische partij van de Sovjet-Unie. Daarnaast speelden soms ook persoonlijke motieven een rol. Stalin had bijvoorbeeld een hekel aan de Polen, met wie hij slechte ervaringen had opgedaan tijdens de oorlog in 1920.”

Een thema dat altijd ter sprake komt als er in Polen of Tsjechië wordt gediscussieerd over de naoorlogse jaren, is verraad: voor de oorlog zijn we uitgeleverd aan Hitler-Duitsland door onze westerse bondgenoten, na de oorlog zijn we uitgeleverd aan Stalin. In uw boek komt dit nauwelijks ter sprake. Waarom?

„Er zijn al heel veel boeken over de Koude Oorlog, de conferentie van Jalta, Churchill, etcetera. Dit boek beschrijft wat er gebeurde in de betrokken landen zelf. Het is belangrijk te begrijpen dat het Westen niet bijster geïnteresseerd was in Oost-Europa. Roosevelt was in Jalta niet zozeer bezig met het lot van Polen. Hij was vooral aan het onderhandelen over de oprichting van de Verenigde Naties. In Polen en in voormalig Tsjechoslowakije bestond inderdaad het gevoel te worden verraden. Dat is van belang als je zoekt naar een verklaring waarom deze landen communistisch werden na de oorlog. Eén van de elementen daarbij was het falen van de liberale democratieën. Ze konden de oorlog niet voorkomen, in 1938 gaven ze de Tsjechen weg aan Hitler, in 1939 deden ze niets voor de Polen nadat Duitsland en de Sovjet-Unie waren binnengevallen, na de oorlog kwamen ze ook niet te hulp. Het Rode Leger was ter plekke de baas. Dus dachten veel mensen: er is geen alternatief voor de communisten.”

Misschien dachten ze dat in Tsjechoslowakije, maar in Polen was de steun voor de communisten toch verwaarloosbaar?

„Er was in Polen niet veel steun voor de communisten, maar ook hier stopten de mensen na een tijdje met vechten. Na 1947 is er in Polen geen gewapend verzet van betekenis meer geweest. Veel mensen komen na 1946 of ’47 tot de conclusie: OK, dit wordt het dus, ik moet mijn leven inrichten binnen dit systeem. Ze sluiten compromissen, waarvan ze later soms spijt hebben, maar ze sluiten ze wel. Zelfs mensen die niet in het systeem, of de ideologie geloven, passen zich aan en lopen mee in de 1 mei-parades. Een deel van de reden daarvoor was simpel: je denkt toch niet dat het Westen ons komt helpen?”

De wrok bestaat nog altijd.

„Dat is waar, maar het is aan het verdwijnen. Vooral sinds Polen is toegetreden tot de Europese Unie. Wel is er veel belangstelling voor geschiedenis. Dat komt doordat veel mensen verklaringen zoeken. Polen en Spanje bijvoorbeeld hebben min of meer dezelfde cultuur. Direct na de oorlog waren ze economisch vergelijkbaar. Hoe kan het dat Spanje nu – zelfs met de huidige economische problemen – dertien keer zo rijk is als Polen? Vooral oudere mensen stellen de vraag: hoe kan het dat ons leven zo anders is verlopen dan dat van hen? Dus zoeken ze verklaringen in de geschiedenis, maar zelden in de naoorlogse periode. Het gaat bijna altijd over de oorlog, de jaren tachtig en negentig.”

Uw boek voorziet dus in een behoefte?

„Er komt een Poolse vertaling, maar ik heb geen idee wat de Polen ervan zullen vinden. Dit is geen prettige periode. Voor niemand. Niemand komt hier goed uit de bus. De stalinistische periode is een tijd zonder winnaars, zonder helden. Dat in tegenstelling tot de jaren tachtig, of tot de oorlog. Als je daarover schrijft, wemelt het van de helden.”

En de partizanen dan die het volhielden in de bossen tot in 1947?

„OK. Maar wat hebben ze bereikt? Niets.”

Een heel Pools verhaal dus.

„Ja, dat klopt, maar ik denk dat lang niet alle Polen dat nu nog aantrekkelijk vinden.”

Veel Polen zien de mislukte Opstand van Warschau nog altijd als een glorieuze heldendaad.

„Ik vraag me af of dat nog altijd de meerderheid is. De opstand van Warschau is veel controversiëler dan vaak gedacht wordt.”

Wat valt er voor de Polen en andere voormalige Oost-Europeanen nog te leren uit dit boek?

„Er zijn uitstekende Hongaarse, Poolse, Duitse en Tsjechische historici die over dit onderwerp hebben geschreven, maar ik denk niettemin dat ook hier men niet veel weet over de stalinistische periode. Het is een tijd waar mensen liever niet over praten. Een Hongaarse vriend van mij las het boek. Hij wist het meeste wat er in staat over Hongarije, maar vrijwel niets over Polen of Duitsland. Die context plaatst de gebeurtenissen in Hongarije in een ander daglicht. Als je de Sovjet-politiek in de hele regio bekijkt, zie je patronen, die je niet ziet in één afzonderlijk land.”

En voor West-Europeanen?

„Mensen hebben geen idee van dit deel van de geschiedenis. Neem nu Hobsbawm, de zeer gerespecteerde en beroemde Britse historicus die onlangs is overleden. De dag waarop hij stierf heb ik uit nieuwsgierigheid zijn geschiedenis van de 20ste eeuw opgezocht. Dat boek geldt als een standaardwerk. Ik was benieuwd wat hij over deze periode schreef. Het antwoord luidt: niets. Hij rept er met geen woord over.”

U bent altijd bezig met de slechteriken van links. Zijn die van rechts niet interessant?

„Ik interesseer me al twintig jaar voor de geschiedenis van het communisme. Daar is veel meer ruimte om met iets nieuws te komen, simpelweg omdat er veel meer geschreven is over de nazi’s dan over de communisten. Althans in het Engels.”

Waarom?

„Eén reden is dat tot voor kort archieven in Oost-Europa nauwelijks toegankelijk waren. De nazi’s hebben de oorlog verloren en dus was het makkelijker toegang te krijgen tot hun documenten. Maar er is nog een andere reden. Ik weet niet hoe het in Nederland is, maar in Groot-Brittannië en zeker in de VS hebben we een bepaalde lezing over de oorlog. Iedereen weet dat het een oorlog was voor democratie en dat het een goede oorlog was, in tegenstelling tot de oorlogen die later kwamen. Iedereen weet ook dat hij eindigde met een overwinning: onze troepen bevrijdden Europa en daarna gingen we weer naar huis. Als iemand dan opeens zegt: ja, maar jullie hebben slechts de helft van Europa bevrijd en de andere helft lieten jullie over aan een systeem dat in bepaalde opzichten geen greintje beter was dan wat ze daar eerder hadden, en na de oorlog waren er meer concentratiekampen dan voor de oorlog, dan morrel je aan die lezing, dan verpest je het zelfbeeld. Voor West-Europeanen is het dan ook heel moeilijk om over deze periode te schrijven.”

Ongewilde geschiedenis dus?

„Mensen willen dat de offers die ze tijdens de oorlog brachten, zinvol waren. Dat is heel begrijpelijk. Ze willen dat hun offers democratie en vrijheid hebben gebracht. En als je daar tegeningaat, dan is dat moeilijk te begrijpen. West-Europa heeft zich altijd ongemakkelijk gevoeld met die naoorlogse jaren.”

Geldt in West-Europa het communisme nog altijd als minder erg dan het fascisme?

„Ik denk het wel ja. Het is een soort intuïtie. Mensen weten minder over het communisme en ze hebben vaak geen idee wat er echt is gebeurd. Bovendien is de taal van links aantrekkelijker voor ons dan de taal van rechts. Daardoor is het altijd moeilijker geweest de Sovjet-Unie en Sovjet-communisme te veroordelen. Internationalisme, vrede en gelijkheid, dat klinkt allemaal niet kwaadaardig, in tegenstelling tot een Duits Herrenrasse.”

Misschien waren de nazi’s gewoon eerlijker over hun ware bedoelingen.

„Ook zij hadden hun ideologie en geloofden er net zo hard in. Er zijn opmerkelijke overeenkomsten tussen het ideologische denken aan beide kanten. Zowel Hitler als Stalin had een obsessie met wetenschap. Stalin had wetenschappelijk marxisme, Hitler had zijn rassenleer. Beiden hadden pseudo-wetenschappelijke theorieën waar ze heilig in geloofden.”

Een van de dingen die opvallen, is dat u consequent het begrip 'Oost-Europa’ gebruikt in uw boek.

„Ik gebruik de term Oost-Europa als historisch begrip, omdat het in die tijd zo werd gebruikt. Het sloot alles in vanaf Albanië, Joegoslavië, Polen, Hongarije, Tsjechoslowakije tot en met de Baltische Staten. Tegenwoordig zou ik Centraal-Europa zeggen, want Oost-Europa bestaat niet meer.”

En Rusland dan?

„Rusland is Rusland. Dat is een Euraziatisch land. Het is enerzijds Europees en anderzijds niet-Europees. Maar ik zou het geen Oost-Europa noemen. Het belangrijkste is te begrijpen dat de landen die we vroeger Oost-Europa noemden, nu net zo divers zijn als de landen die we gewoonlijk West-Europa noemen. Niemand vindt dat Italië, Duitsland en Ierland hetzelfde zijn. Dat geldt net zo goed voor Polen, Albanië en Estland.”

auteur: Ekke Overbeek correspondent van Nederlandse eb Belgische media te Warschau

  • Het interview is geplaatst op Polonia.nl met de toestemming van de auteur.  Het verscheen eerder in Trouw.  Overname uitsluitend na de toestemming van de auteur. Copyright © Ekke Overbeek

'Iron Curtain – The Crushing of Eastern Europe 1944-56′  door Anne Applebaum
De Nederlandse editie 'IJzeren Gordijn – de inlijving van Oost-Europa 1944 -1956′  is bij uitgeverij Ambo verschenen.

Gepubliceerd op Polonia.NL 30.01.2013
– Uitgever: STEP – Stichting van Poolse Experts in Nederland , lees meer over ons

Bezoek ons op social media en geef je mening:

Facebookblijft op de hoogte en laat je commentaar achter
Twittervolgt ons op Twitter
Leuk? Klik op het Facebook-logo in de rechter hoek van de website